Eight versatile office bags

As Matthew Grandin says: “the task of carrying stuff is as fundamental as gravity”. Some time ago, I became really interested in everything that has to do with carry. While commuting, climbing, walking, cycling and going on holidays in general I was always looking for the lightest stuff to bring, the best way to pack and the best bag for the given situation.

Enter Carryology, a blog I’ve been following for a while now and whose contributors are close to gurus in the art of carry, writing about anything from wallets to bags to the best buckles. I decided to jump on their train and ride along.

So… here’s my first post for Carryology: Eight versatile office bags!

Doorvragen…

Ik werk de laatste jaren meestal aan grotere projecten met veel stakeholders van verschillende lagen bij de overheid. Ik merk dat ik daar vaak dezelfde mechanismen terugkomen; manieren om iets tegen te houden of juist te pushen. Sommige daarvan kom je overal tegen, maar sommige zijn ook specifiek voor de overheid. En alhoewel je ze in “het bedrijfsleven” niet hoort, heeft “de overheid” dan wel weer een mening over hoe het in “het bedrijfsleven” gaat..

Hier komen er een paar:

– “de zomer”: een periode van welhaast mythische omvang waarin absoluut niets gebeurt, die zich, afhankelijk van degene die het woord gebruikt, uitstrekt tussen enkele dagen in juli en augustus tot de volledige periode tussen mei en oktober. Dingen moeten “absoluut vòòr de zomer” of kunnen wachten tot “na de zomer”.

In het bedrijfsleven is de zomer een wat onhandige periode, waar veel mensen even weg zijn, maar daar houdt het wel ongeveer mee op. Interessante waarneming: voor ambtenaren bestaat “de zomer” niet in het bedrijfsleven, want daar werkt iedereen immers altijd. Sterker: in de overheid is het ideaal om zo halverwege juni een offerte voor een enorm traject uit te zetten in de markt, eind juni de gunning te doen, zelf weg te gaan en dan “na de zomer” van de resultaten te genieten. Vanuit mijn oude werkgever hebben we wel eens vruchteloze pogingen gedaan om opdrachtgevers te overtuigen dat we voor ons onderzoeks-/adviestraject toch ook echt met de opdrachtgever bij moesten praten, mensen moesten interviewen en workshops moesten houden..

– “de kerst”: vergelijk “de zomer”, alleen hier gaat het om, afhankelijk van de belanghebbende, de week tussen kerst en oud en nieuw tot en met héél december en januari. Voor het bedrijfsleven telt “de kerst” overigens niet, die moeten gewoon doorwerken en deadlines kunnen op geen enkele wijze worden beïnvloed door “de kerst”. In mindere mate ook: “de krokus” en in bepaalde delen van het land: “de carnaval”.

– “de woensdag” en “de vrijdag”: dagen waarop vrijwel niemand werkt of bereikbaar is. Alle overheidscongressen vinden ongeveer plaats op “de donderdag”, want dan heeft heel ambtenarenland, zo lijkt het, niets te doen. Op “de maandag” wordt er vergaderd, op “de dinsdag” is iedereen aanwezig op kantoor, op “de woensdag” is iedereen vrij, “de donderdag” is er voor congressen en bijzondere vergaderingen en “de vrijdag” is er voor ofwel zeer exotische vergaderingen met een select gezelschap ofwel over lege gangen wandelen en bijpraten met de collega’s die er per ongeluk wel zijn omdat ze op “de woensdag” afwezig zijn.

– Het ministerie zegt dat “…..”: om onze woorden kracht bij te zetten verwijzen we regelmatig naar grote organisaties (of rapporten) met veel autoriteit. “De VNG zegt dat …..”, “De gemeente Amsterdam zegt dat ….”, “Het ministerie van Binnenlandse Zaken zegt dat ….”. Alsof de hele VNG, de hele gemeente Amsterdam en het hele ministerie zich hebben gebogen over het specifieke vraagstuk. Toegegeven, als het in een duidelijk beleidsstuk of uitspraak van de minister terug komt, dan mag je voor het ministerie spreken (al zijn er dan ook nog genoeg uitzonderingen). Maar meestal gaat het om één persoon die in een onbewaakt moment een uitspraak heeft gedaan, wat wordt vertaald naar “de gemeente” of “het ministerie”.

Ook: “Het rapport i-Overheid zegt dat”, “De commissie Jorritsma heeft gezegd dat ….”

En: “De manifestgroep zegt dat”, “De gemeenten zeggen dat” of “Europa zegt dat” om nog maar grotere eenheden te benoemen.

Gek genoeg komt het veel minder voor dat er aan andere aspecten autoriteit wordt ontleend:
– in onze planning gaan we uit van (is er geen planning? is ie niet belangrijk?)
– we hebben als stuurgroep besloten dat (worden er geen besluiten genomen? worden ze niet opgevolgd?)

De oplossing om deze barrières te slechten is eigenlijk altijd dezelfde: doorvragen.
“De VNG zegt dat”: Wie binnen de VNG zegt dat dan? Wat heeft ze precies gezegd? Waar kan ik dat terugvinden? En denkt ze er, anderhalf jaar later, nog steeds zo over?
“Dat kan pas na de zomer”: Wie zijn hier bij betrokken en wanneer zijn zij afwezig?
“Het rapport xxx zegt dat”: Over welke situaties zegt dat rapport iets en geldt dat hier ook?

Of “Mijn baas/onze interne organisatie zegt dat”; mijn reactie: “Oooh dan bel ik hem wel even om dat na te vragen!” Af en toe krijg je dan een heeeeeeeele zenuwachtige reactie 😉

Robert B. Cialdini: Influence

“The Psychology of Persuasion”

Martin was me voor met een recensie van dit geweldige boek. Cialdini’s “Influence” is een klassieker als je iets wilt begrijpen van het, soms toch best vreemde, gedrag van mensen.

Cialdini weet heel pakkend op te schrijven wat de 6 “weapons of mass influence” zijn, mechanismen waarop we min of meer automatisch reageren, maar die je wel degelijk bewust in gang kan zetten. Maar naast de vlotte schrijfstijl, is het ook zeer goed (wetenschappelijk) onderbouwd en toegelicht met smakelijke voorbeelden.

http://en.wikipedia.org/wiki/Influence:_Science_and_Practice

http://www.amazon.com/Influence-Psychology-Persuasion-Business-Essentials/dp/006124189X

http://www.influenceatwork.com/

Jez Humble, David Farley: Continuous Delivery

Reliable software releases through build, test and deployment automation

Software moet zo vaak mogelijk gereleased worden, waarbij bij voorkeur bijna alle stappen van builds, testen en deployment automatisch gaan.

Als het geautomatiseerd wordt is het controleerbaar, herhaalbaar, sneller, niet gevoelig voor menselijke fouten. Dat is wat Humble en Farley toelichten in hun bijbel voor het moderne softwareontwikkelingsproces: Continuous Delivery. Vervolgens lichten ze in zo’n 450 pagina’s toe hoe dat in zijn werk gaat. Ondanks de taaie stof en soms technische insteek een pageturner..

Het boek start heel sterk met “antipatterns”; een beschrijving van patronen waaraan je kunt herkennen dat het niet goed gaat met het ontwikkelproces en de deployment van je software. Pijnlijk herkenbaar in sommige gevallen: na maanden van ontwikkeling wordt iets voor het eerst in een “productie-achtige” omgeving gezet, waar totaal verschillende versies van operating systems, databases, patch levels en dergelijke worden gebruikt, waarna je een hysterische uitwisseling krijgt tussen ontwikkel en beheerteams, want “morgen moet het live”. Iedere keer weer heb je slapeloze nachten bij een nieuwe release, en als er een fout ontdekt wordt in je software kost het dagen voor je ontdekt hebt waar het zit. Dat kan ook anders..

Wat als je bijna iedere functionaliteit die je bouwt meteen afrondt en in productie kan nemen? Dat je zelfs meerdere malen per dag een deployment kan doen in enkele seconden of minuten, dat je vrijwel zeker bent dat het goed gaat en als er toch iets mis is, dat je dat ook in enkele seconden of minuten weer terug kan draaien? Dan heb je je continuous delivery op orde..

Principes van software delivery
– create a repeatable, reliable process for releasing software: zorg dat je je hele proces van ontwikkelomgeving, testomgeving, regressie-omgeving, integratie-omgeving, performancetestomgeving, securitytestomgeving, gebruikerstestomgeving, acceptatie-omgeving, productie-omgeving en wat je nog meer nodig hebt uitgewerkt hebt en op dezelfde manier behandeld
– automate almost everything: zorg dat je zoveel mogelijk automatiseert: van je unittesten, interfacetesten, je builds, je deployment, alles; er is bijna geen reden meer te verzinnen om iets niet te automatiseren.
– keep everything in version control: zorg dat je alles zodanig in versiecontrole hebt, dat je moeiteloos een complete build kan reproduceren of terug kan gaan naar een probleemloze situatie als er iets mis is.
– if it hurts, do it more frequently, and bring the pain forward: de dingen die pijn doen in een ontwikkelproces: een build maken, deployment near andere omgevingen, integratietesten, most je zo vaak mogelijk doen en zo vroeg mogelijk in het proces, zodat het herhaalbaar, controleerbaar en uiteindelijk pijnloos wordt.
– build quality in: meet vanaf het begin voortdurend je kwaliteit en geef kwaliteitsproblemen absolute voorrang in je proces
– done means released: jets is pas af als het in een productie-omgeving staat. Maak je user stories zo klein mogelijk en maak ze meteen helemaal af, zodat ze zo snel mogelijk voor de gebruiker iets opleveren.
– everybody is responsible for the delivery process: iedereen is verantwoordelijk voor het proces om iets in productie te krijgen, dus niet alleen je beheerteam, niet alleen je testers, maar iedereen; best opgelost door multidisciplinaire teams in te richten
– continuous improvement: verbeter continu je proces.

Veel zaken in het boek worden voor mij iets te specialistisch: versie controle, branching en meeging, maar in grote lijnen is het goed te volgen en sluiten alle details aan bij de filosofie van de auteurs. En die filosofie is echt om te smullen, niet alleen voor de techneuten maar ook voor iedereen die geïnteresseerd is in de kracht van teamwerk en de mechanismen die daarin voorkomen.

Een absolute must als je iets met software ontwikkeling of beheer doet. Bij het Landelijk Register Kinderopvang passen we deze werkwijze bijna in zijn geheel toe; dus kom gerust eens langs als je het in de praktijk wil zien!

Jez Humble’s blog over Continuous Delivery: http://continuousdelivery.com/
David Farley’s blog: http://www.davefarley.net/
Boek op Amazon: http://www.amazon.com/Continuous-Delivery-Deployment-Automation-Addison-Wesley/dp/0321601912

Andalucia

The night before we left we wanted to sleep in a monastery. We drove down a bumpy road in pitch black darkness. There were no lights at all in the distance. After a few kilometres we came to a porch, still no lights. Then we saw headlights behind us. Next to us an old lady stopped, opened her window and said in perfect English: “Can I help you?” She turned out to be the owner, she let us in, gave us a wonderful room and cooked dinner for us. Only in the morning we could see what an amazing place we visited and what a magnificent view we had!

IMG_0159

IMG_0144

IMG_0156

Check out more pics on Flickr!

David Zarefsky: Argumentation

The study of effective reasoning.

Ik had niet al te hoge verwachtingen van een 24-delige reeks colleges over argumentatie. Hoe vul je in hemelsnaam 24 keer een half uur over dat onderwerp? Het antwoord is als volgt:
– je huurt een prof in die een absolute expert is in dit onderwerp en die een hele mooie dynamiek heeft in zijn stem, waardoor je niet in slaap valt tijdens het luisteren
– die prof werkt een reeks uit met een uitstekende opbouw, waar je in alle principes van “redeneren” wordt meegenomen: vormen van argumentatie, opbouw van argumentatie, vormen van oneigenlijke argumentatie, het verschil tussen redeneringen voor het grote publiek, voor experts en tussen vrienden, etcetera
– je verwerkt er een heleboel voorbeelden in uit de Amerikaanse (politieke) geschiedenis, waardoor het allemaal nog net even interessanter wordt, immers: die redeneringen hebben de wereldgeschiedenis mede bepaald.

En voilà: 12 uur luisterplezier met een fatsoenlijke basiscursus, die je dagelijks kan toepassen. Met name de voorbeelden maken dat je echt kan meegaan in de waarde van argumentatie. Zarefsky analyseert de speech van Colin Powell voor de VN over de noodzaak van een inval in Irak, hij analyseert de verschillende argumenten voor en tegen slavernij, hij analyseert de speech na het bombardement op Pearl Harbor en neemt en passant uitspraken en redeneringen van Martin Luther King, Ronald Reagan, Lyndon Johnson en zo meer mee, toch niet de minsten. Maar hij gaat ook in op de discussies tussen ouders en kinderen (“ja maar de ouders van Pietje vinden het ook goed”, “waarom? omdat ik het zeg”)

http://www.thegreatcourses.com/greatcourses.aspx

http://www.communication.northwestern.edu/faculty/?PID=DavidZarefsky

http://www.amazon.com/Argumentation-Effective-Reasoning-Zarefsky-Teaching/dp/0251405826

Brad Blanton: Radical Honesty

How to transform your life by telling the truth

Een mindblower als nooit tevoren, en toch eigenlijk zo’n eenvoudige boodschap: wees zo eerlijk mogelijk.
Blanton, die 64 was ten tijde van het schrijven en heel wat heeft meegemaakt in zijn psychologische praktijk, zegt dat we eigenlijk allemaal heel ongelukkig worden van alle leugens in ons leven:
– we schamen ons voor dingen die we ooit gedaan hebben: of waar we niet voor uit durven komen: wat we andere mensen aangedaan hebben, seksualiteit, een abortie, vreemdgaan en liegen daar dus over
– we durven niet te zeggen wat we ergens van vinden, waardoor we van alles opkroppen en ons in allerlei bochten wringen om maar niet de waarheid te vertellen
– we bouwen allemaal beelden op van onze “identiteit” om daar vervolgens zo krampachtig mogelijk aan vast te houden, wat ook een vorm van liegen meebrengt.

Een beetje esoterisch beargumenteert Brad Blanton dat we als baby volmaakt open van geest zijn, maar zo gauw we iets beginnen te leren gaan we steeds meer op de automatische piloot doen (omdat we op basis van één ervaring de conclusie trekken dat het altijd zo gaat), waardoor we niet meer open naar situaties kijken. We krijgen van alles aan morele normen etcetera aangeleerd van onze ouders en onze omgeving, en die bepalen “hoe we over dingen denken”. Als een oom of tante een keer zegt dat “stoere jongens niet mogen huilen”, dan nemen we dat de rest van ons leven mee. En omdat we, of liever gezegd onze geest, zo graag een identiteit willen hebben en consistent willen zijn houden we daar vervolgens massaal aan vast. En eigenlijk worden we daar doodongelukkig van.

Blanton heeft het met name gemunt op religies en de advocatuur, omdat de mensen in die werelden een wereldbeeld opgedrongen krijgen dat per definitie kunstmatig is, niet op werkelijke perceptie gebaseerd en wel enorm normatief. En als je dan de hele dag je best doet om volgens dat wereldbeeld te leven, en je wordt geconfronteerd met je eigen tekortkomingen, lustgevoelens, uitzonderingssituaties, wensen en dingen die je niet kan verklaren vanuit je wereldbeeld, dan doet dat heel, heel pijn.

De oplossing is: radicale eerlijkheid. En wel op drie niveaus:
– eerlijk zijn over je verleden: biecht dat slippertje op, kom uit voor je geheime angsten of verlangens, vertel aan je ouders wat je in je jeugd hebt uitgespookt. Het gaat je enorm opluchten en je loopt niet meer met een last op je schouders rond
– eerlijk zijn over je gevoelens: zorg dat je in staat bent om in het moment zelf je woede, verdriet, angst en dergelijke te uiten, zodat je zo weinig mogelijk emotionele baggage meeneemt
– eerlijk zijn over je identiteit: hou op met krampachtig vasthouden aan je identiteit, en toets je denkbeelden aan de werkelijkheid. Als je niet allerlei kunstmatig gefabriceerde waarden en normen hoeft te verdedigen de hele dag dan herwin je de openheid en het bewustzijn van je kindertijd en kun je omgaan met situaties zoals ze echt zijn op dat moment.

Waarvan akte.

Blanton is in de eerste hoofdstukken heerlijk concreet, waardoor ik bijna iedere zin echt even moest laten binnenkomen. Verder op in het boek verliest hij zich in filosofieën over de openheid van kinderen en zegt hij min of meer acht keer hetzelfde in verschillende bewoordingen. Maar met die eerste hoofdstukken in gedachten is hem dat vergeven.

http://www.radicalhonesty.com/